Verslag lezing ‘uitzonderlijk begaafde kinderen’ – Renata Hamsikova

Uitzonderlijk begaafde kinderen zijn kinderen die op een IQ-test 145+ scoren. Vanaf een score van 130 wordt een kind hoogbegaafd genoemd. Binnen de groep hoogbegaafden is verder geen differentiatie, dit is echter wel nodig. In het buitenland wordt er wel meer gedifferentieerd.
De onderwijsaanpassingen die uitzonderlijk begaafde kinderen nodig hebben verschillen duidelijk van de aanpassingen die kinderen met een IQ van 130-145 nodig hebben. De meeste materialen die nu in Nederland gebruikt worden zijn ontwikkeld voor kinderen die rond de 130 scoren. Uitdaging voor uitzonderlijk begaafde kinderen zal dus moeilijk te vinden zijn, zelfs in een plusklas of een Leonardoklas.

Kenmerken
Eén van de belangrijkste kenmerken is de intensiteit van deze kinderen, intensiteit op het gebied van bijna alles; gedrag, emoties, vasthoudendheid, beleving. De uitzonderlijk begaafde kinderen vormen een bijzonder kwetsbare groep. Ze kunnen doorgaans niet met die intensiteit omgaan en kunnen het niet stoppen, hoewel dat wel vaak van hen gevraagd wordt. Als ouder is het dan nodig om je te verdiepen in de materie. Ouders moeten hun kinderen met deze intensiteit helpen en erover vertellen, want kinderen moeten het zelf ook weten. Dat is best lastig, vooral met heel jonge kinderen. Het is ook nodig om de omgeving hierover te informeren. Je zou gebruik kunnen maken van de analogie van de microscoop: Een gemiddeld mens ziet de wereld door een lens, een hoogbegaafd mens ziet de wereld door een microscoop en een uitzonderlijk begaafd mens ziet de wereld door een elektronenmicroscoop.

Uitzonderlijk begaafde kinderen pikken informatie heel snel en overal op. Zij combineren dat dan met andere kennis, leggen verbanden en kunnen deze informatie gebruiken en toepassen. Soms zie je het veel later terugkomen in vragen en opmerkingen. Vaak stellen deze kinderen vragen die normaal zijn voor kinderen die ongeveer 2x zo oud zijn.

School
Als uitzonderlijk begaafde kinderen (eindelijk) naar de basisschool gaan, hebben ze hoge verwachtingen die vervolgens niet uitkomen. Dit kan leiden tot gevoelens van angst, verdriet en boosheid. Een jong kind kan die teleurstelling niet verwoorden. Het uit zich vaak in gedrag zoals boosheid, agressie, opstandigheid, zich terugtrekken en dagdromen. De meeste kinderen zullen proberen zich aan te passen aan wat zij denken dat er van hen verwacht wordt.
Kinderen hebben op school de individuele aandacht van een leerkracht echt nodig. Als ouder zou je daarover op een diplomatieke manier moeten gaan praten. De kinderen moeten zich comfortabel voelen in hun anders zijn en in staat worden gesteld om hun verbazingwekkend potentieel te ontwikkelen. Daarvoor is een flexibele houding nodig van de leerkracht en de school. Ze zouden zich moeten kunnen voorstellen hoe een kind zich voelt.
Vaak hoor je: “Ze moeten spelen” en  “Laat ze kind zijn” dan worden ze gelukkig. Dat is dus onzin. Als je je intellect niet kunt gebruiken, ben je niet gelukkig.

Op school zijn deze kinderen een hele opgaaf voor de leerkracht. Versnellen is een optie maar één keer versnellen is meestal niet genoeg. Twee of meer keer versnellen in combinatie met verrijken/verdiepen/verbreden zou een goede optie (kunnen) zijn om verveling te voorkomen en uitdaging te bieden.

Renata gaf aan dat uit onderzoek van het CBO in Nijmegen naar voren kwam dat versnellen doorgaans goed uitpakt en ook later op het VO geen grote problemen hoeft op te leveren. De ontwikkeling van een hoogbegaafd/uitzonderlijk begaafd kind verloopt bovendien asynchroon waardoor ze steeds verder voor zullen lopen op hun leeftijdgenoten. Toch kunnen er zeker praktische problemen zijn als een kind heel vroeg naar het VO gaat zoals, reisafstand, een zware tas, geen passende tafel en stoel etc. In de zaal blijft men zich afvragen hoe het sociaal gezien verloopt op een school als een kind veel jonger is. Er werd gesproken over pesten,  gedoogd worden als het ukkie in de klas in plaats van een gelijkwaardige positie hebben en over puberaspecten zoals verkering/verliefd worden etc.
Versnellen of deels versnellen kan alleen goed werken met een goede langetermijnplanning anders verschuift doorgaans alleen het probleem. Verrijken, verdiepen en verbreden is dus hard nodig. Het mooiste zou zijn als dat dusdanig wordt aangeboden dat de kinderen minder hard door de basisstof zullen gaan.

Als de school niet meewerkt aan (meermaals) versnellen, zijn er een aantal mogelijkheden: (deels) verrijken, verdiepen en verbreden of thuis verrijken. Een tip was de website projectpythagoras.nl. Je zou verder kunnen denken aan mythologie,  film,  dans, drama.
Andere opties/overwegingen dan versnellen binnen het basisonderwijs zijn: thuisonderwijs, onderwijs op afstand als uitdaging en op de basisschool alleen de ochtenden naar school. Alleen de ochtenden naar school wordt vaak niet geaccepteerd. Thuisonderwijs kan een optie zijn maar is niet eenvoudig realiseerbaar; de basisschool moet meewerken en in lesmateriaal voorzien, de leerplichtambtenaar moet toestemming geven en er moet iemand thuis aanwezig zijn en in staat zijn om dit te doen.

Het voortgezet onderwijs heeft als doel het halen van het eindexamen. Voor het VO geldt dat de eerste 3 jaar zeer lastig kunnen zijn, de lesstof sluit nog steeds niet aan bij de manier van denken van hoogbegaafde/uitzonderlijk begaafde kinderen. Ze hebben vaak moeite met het maken van toetsen en moeten op zoek naar hun manier(en) van leren en zij moeten  leren routineklusjes te doen.
Voor het vierde jaar wordt een profiel gekozen. De vakken gaan dan meer de diepte in en sluiten meer aan bij de interesses en vaardigheden van een kind waardoor doorgaans de prestaties enorm kunnen verbeteren. In de bovenbouw wordt inzicht en doorzicht steeds belangrijker, iets waar deze kinderen juist in uitblinken.

Uitzonderlijk begaafde kinderen worden ongelukkig zonder de juiste aanpassingen binnen het onderwijs. Ze vinden geen voldoening in wat ze moeten doen.

Het aangebodene wordt bottom-up gebracht waarbij het grote geheel in heel kleine stukjes wordt geknipt en behandeld. Hoogbegaafde en uitzonderlijk begaafde kinderen hebben topdown-uitleg nodig en de mogelijkheid voor discussie en brainstormen waarbij naar het geheel wordt gekeken en daarna brede invulling wordt gegeven door de afzonderlijke stukjes te behandelen.

Opvoeding
In iedere fase van de ontwikkeling heeft een kind weer ergens anders mee te maken. Het wordt continu herinnerd aan het anders zijn. Een kind moet daarmee leren omgaan. Wat je als ouder in ieder geval niet moet doen is het kind op afroep aan anderen laten zien wat het kan.

Doorgaans zijn de hersenen van een uitzonderlijk begaafd kind continu actief. Dat valt niet ‘uit’ te zetten. Oudere kinderen zouden (samen met een ouder) bijv. een mindmap kunnen maken van alles dat hen bezig houdt of van hetgeen hen het meest bezig houdt. Dit kan vooral goed werken bij kinderen die sterk visueel zijn ingesteld. Het kan helpen bij het ordenen.
Bij jonge kinderen kan het helpen om laatjes of doosjes met deksels te maken waarin zij dan iets; een gedachte, een overpeinzing, een probleem, een angst op kunnen bergen.
In ieder geval is het zoveel mogelijk benoemen van wat er door zo’n koppie speelt heel erg belangrijk. Praat met ze, praat dingen uit, benoem emoties, benoem zorgen en als het kan visualiseer. Het helpt om grip te krijgen en te ordenen.

De sociale en emotionele behoeften van uitzonderlijk begaafde kinderen zijn ook anders. Vriendschappen verlopen vaak moeizaam. Kinderen hebben hoge vriendschapsverwachtingen waar andere kinderen vaak (nog) niet aan kunnen voldoen. Belangrijk is dat kinderen zich bewust zijn van het feit dat er verschillende soorten vriendschappen zijn. Je kan bijvoorbeeld met de één fijn sporten en met de ander leuk gamen of praten. En leg uit dat een vriendschap zelden voor het leven is. Vaak hebben deze kinderen die verwachting wel, wat tot teleurstelling kan leiden.
Hoogbegaafde/uitzonderlijk begaafde kinderen moeten zich steeds aanpassen. Het is heel belangrijk om over dit soort dingen te praten. Ze zijn gebaat bij weten hoe het werkt en het leren van sociale vaardigheden. Een kind kan het nut niet ziet van praten over koetjes en kalfjes; hoe gaat het, leuke tas etc. Zo’n gesprekje is echter meestal wel een ingang voor een nieuwe afspraak. De vaak moeizame aansluiting leidt tot missen van contact.

Meisjes passen zich vaker aan maar thuis zijn zij vaak mondiger, brutaler en kunnen zij zich afzetten. Uit een onderzoek van het CBO in Nijmegen blijkt dat jongens vaak rebels zijn op jonge leeftijd. Rond het derde jaar op het VO hebben veel jongens een houding van: ik doe maar wat. Meisjes komen vaak in een identiteitscrisis.

Het opvoeden van uitzonderlijk begaafde kinderen is aanleiding tot verrukking, angst en alles ertussen. Het is duur, intellectueel veeleisend en fysiek en emotioneel uitputtend.

Het kan heel goed en prettig zijn om lid te zijn van een oudervereniging.

De belangrijkste hulp die je aan je hoogbegaafde/uitzonderlijk begaafde kind kan geven is zorgen voor een veilige thuisbasis waar ze liefde ervaren en begrip, ook voor slechte prestaties die tenslotte het gevolg zijn van het systeem. Praat met ze over wat zij belangrijk vinden. Je moet je kind beschermen. Je kind begeleiden betekent aanmoedigen, dingen mèt ze doen, niet vóór ze doen.

Lezing, door Renata Hamsikova, in november 2012 in Vlaardingen georganiseerd door Pharos regio Rijnmond en Hint Noord&Zuid-Holland

Renata Hamsikova

Renata Hamsikova heeft het adviesbureau IEKU Advies in de gemeente Hoorn (NH). Ze begeleidt uitzonderlijk begaafde en hoogbegaafde kinderen, adviseert aan ouders en scholen. Op haar naam staan een aantal publicaties, waaronder Intens, authentiek en vrij. Meer over Renata en haar bedrijf kun je vinden op www.ieku.nl

Waaraan kun je merken dat je kind misschien uitzonderlijk begaafd is?

  • buitengewone snelheid in informatieverwerkingssnelheid en grondig begrip van een idee of concept
  • ongewoon vermogen om essentiële elementen en onderliggende structuren en patronen in relaties en ideeën waar te nemen
  • precisie in denken en expressie, fouten corrigeren en uitgebreid argumenteren
  • het relateren van een breed scala aan ideeën en het leggen van verbanden
  • groot en vroeg ontwikkelt abstract denkvermogen
  • waardering van complexiteit
  • het vinden van talloze alternatieve betekenissen, zelfs in eenvoudige vragen of problemen
  • leren op een integratieve, intuïtieve non-lineaire manier
  • buitengewone mate van intellectuele nieuwsgierigheid
  • ongebruikelijk goed geheugen
  • groot concentratievermogen
  • gefascineerd door ideeën en woorden
  • uitgebreide woordenschat
  • begrip voor vele kanten van een kwestie
  • geavanceerde visuele en motorische vaardigheden
  • vanaf jonge leeftijd in metaforen en symbolen  denken
  • modellen en systemen visualiseren
  • leren in grote intuïtieve sprongen
  • eigenzinnige interpretaties van gebeurtenissen
  • bewust van details
  • ongewone intensiteit en diepgang van gevoel
  • hoog ontwikkelde moraal en ethiek en vroege zorg over morele en existentiële kwesties
  • empathisch begrip van en voor ideeën en andere mensen
  • buitengewoon hoog energieniveau
  • behoefte aan een logische en eerlijke wereld
  • overtuigd van persoonlijke ideeën en overtuigingen
Bron: Growing up Gifted: Developing the Potential of Children at Home and at School

Ginny de Jong